Burgemeester Nadine Stemerdink heeft vanavond samen met twee kinderen van basisschool Gevers Deynoot een krans gelegd bij het monument aan de Koningin Julianalaan in Voorschoten. 

Witte bloemen

Leerlingen lazen zelfgeschreven gedichten voor. Ook andere genodigden legden een krans. Zij werden ondersteund door scouts van Leif Erikson en de Mauritsgroep. Veteranen vormden tijdens de gehele herdenking een erehaag naast het monument. Drumfanfare Laurentius zorgde voor muzikale begeleiding.

Onderstaand kunt u de toespraak van burgemeester Stemerdink teruglezen.

Toespraak van burgemeester Stemerdink

Burgemeester Stemerdink

Dames en heren, jongens en meisjes,

Vrijheid vertelt: opmaat naar 80 jaar vrijheid. Dat is het thema waarmee we dit jaar de mannen en vrouwen herdenken, aan wie we te danken hebben dat wij hier vandaag in vrijheid kunnen samenkomen. Samenkomen om na te denken. Om stil te zijn. Maar vooral ook om herinneringen te delen, verhalen te vertellen.

Dat samenkomen doen we met jong en oud. Met onze veteranen, leerlingen van basisschool Gevers Deynoot, scouts van Leif Erikson en de Mauritsgroep. En met nog veel meer jongeren en hun ouders, familie, buren en vrienden. Wat ben ik als burgemeester trots, dat we hier met zovelen staan. Juist in deze tijd.

Opmaat naar 80 jaar vrijheid. Wat betekent dat? Dat betekent onder andere dat de kinderen die toen werden geboren, nu bijna 80 jaar oud zijn. Die kinderen groeiden op in jaren van tekorten, van wederopbouw. Kinderen ook, wiens ouders de oorlog heel bewust hebben meegemaakt. Die in veel gevallen verdriet zagen bij hun ouders. Verdriet over wat die meemaakten, wat ze om zich heen zagen gebeuren. Over de dierbaren die ze verloren.

Bij die kinderen van toen, de ouderen van nu, maakt dat verdriet deel uit van het dagelijks leven. De verwerking deden ze op hun eigen manier, maar over één ding waren ze het allemaal eens: nooit meer oorlog, nooit meer haat zaaien, nooit meer een bevolkingsgroep uitsluiten.

En toch is dat, wat we vandaag de dag weer zien gebeuren. Antisemitisme is geen incident, maar een eeuwenoude vorm van racisme die, als we niets doen, van generatie op generatie wordt doorgegeven. Na 7 oktober is het aantal antisemitische incidenten nog meer toegenomen. Dat blijkt niet alleen uit statistieken, maar ook uit contacten die ik onderhoud met onze Joodse inwoners. Ik vraag mij af: zijn we dan werkelijk vergeten wat we 79 jaar geleden in de allervolste overtuiging met elkaar hebben afgesproken? Aan elkaar hebben beloofd? Dit nooit meer!

Onlangs had ik een gesprek met René, een echte Voorschotenaar die is opgegroeid in Rotterdam. Velen van u kennen hem door zijn vrijwilligerswerk. Achter de toonbank bij Heymans IJzerwaren, in het brandweermuseum, 17 jaar lang als brandweerman, 45 jaar als verkeersregelaar bij de Avondvierdaagse en nog wel meer.

René is met het initiatief gekomen om hier in Voorschoten Stolpersteine te gaan neerleggen. Deze geelkoperen struikelstenen zijn gedenkstenen, waarmee we de slachtoffers van het nationaalsocialisme rond en tijdens de Tweede Wereldoorlog herdenken. Ze worden in de stoep geplaatst voor de laatste, vrij gekozen, woning van de slachtoffers. Al op meer dan 1.200 plaatsen door heel Europa liggen zulke stenen. Dankzij Renés doortastende onderzoek kunnen we volgend jaar ook in ons dorp de eerste struikelstenen plaatsen. Dat zal René samen met zijn kleinzoon Ruben doen.

Buiten dat prachtige initiatief was ik benieuwd om te horen, waar Renés enorme kennis en belangstelling voor onze geschiedenis vandaan komen. Daarop heeft hij me zijn verhaal verteld. Een emotioneel verhaal over de impact die de oorlog nog altijd op hem heeft – en waarbij we beiden af en toe een slokje water moesten nemen.

10 mei 1940. De eerste dag van de oorlog. Renés vader Hans gaat als soldaat naar de Peel-Raamstelling, een verdedigingslinie in Noord-Brabant en Limburg. Vooral tussen Mook en Mill wordt dapper gevochten, maar de overmacht is te groot. Langzaam maar zeker worden de Nederlandse troepen teruggedrongen tot Zeeland. Op 27 mei, als Zeeland zich overgeeft, wordt Hans krijgsgevangen genomen.

Als de Nederlandse soldaten in 1940 worden vrijgelaten en Hans terugkeert in Rotterdam, hoort hij dat getrouwde mannen niet voor de arbeidsinzet – de dwangarbeid in Duitsland – worden opgeroepen. Dus snel besluit hij met zijn toenmalige vriendinnetje te trouwen. Maar na enige tijd wordt hij toch opgepakt en moet hij alsnog in Duitsland aan het werk.

Hij komt terecht in de grotten van Peenemünde. Dat is een geheime plek, waar de dwangarbeiders onderdelen moeten maken voor straaljagers en raketten. Natuurlijk geven ze graag toe aan de verleiding om stiekem sabotage te plegen, door hier en daar wat tienden van millimeters af te wijken. Uiteindelijk helpt een Franse soldaat Hans om uit de vreselijke grotten te ontsnappen.

In 1945, als de oorlog eindelijk voorbij is, keert Hans, door loodzware jaren getekend, terug naar zijn echtgenote. Maar die blijkt tijdens de oorlog te hebben opgetrokken met de NSB en de Landwacht. Er volgt een scheiding.

Gelukkig blijft Hans niet lang alleen. Want in de straat waar zijn ouders een noodwoning hebben, ontmoet hij een leuk meisje, Jo, uiteindelijk Renés moeder.

Ook zij maakt in Rotterdam de oorlog al in de eerste dagen van zeer nabij mee. Jo moet tijdens het bombardement van 14 mei 1940 haar brandende huis ontvluchten – op pantoffels en met haar bril in de hand.

Jo wordt koerierster tussen Gelderland en het westen. Op de fiets brengt ze van alles mee. Door bijvoorbeeld distributiebonnen in een brood te verstoppen, zorgt ze dat ook onderduikers aan voedsel kunnen komen.

In 1947 wordt René geboren. Zijn ouders noemen hem zo, omdat het de naam is van de soldaat die Hans heeft gered uit de grotten van Peenemünde. Zeer tot onvrede van een van de opa’s, want het is gebruikelijk dat je je zoon naar opa noemt … Opa laat dat ook duidelijk aan de kleine jongen merken – een ongelooflijk verdrietig gevoel, dat René nog steeds raakt als hij eraan terugdenkt.

1947 is een jaar van de start van de wederopbouw. Er zijn geen woningen, er is weinig voedsel, overal ligt puin.

Thuis wordt weinig over de oorlog gepraat. Iedere zondag gaat de hele familie naar opa en oma. Ook daar heerst verdriet, bijvoorbeeld omdat een oom vlak voor de mobilisatie op de boot naar Amerika is gestapt, wat geldt als deserteren. Ook drie tantes leven met verdriet en boosheid over de oorlog. Dat is de omgeving waarin René opgroeit.

René bewaart ook mooie herinneringen. Bijvoorbeeld hoe zijn grootvader, die beeldhouwer is, een glaskist apart zet om daar een prachtig kinderbedje van te maken. Of denk aan het geitje dat hij krijgt als hij een jaar of vijf is – ook al is het uiteindelijk bedoeld om op te eten, net als de duiven en konijnen die in de volkstuin rondlopen.

Als René een jaar of dertien is, heeft zijn vader Hans een goede baan en kunnen ze zelfs op vakantie naar Italië. Terwijl Hans helpt in het restaurant, staat René daar achter de bar. Een mooie tijd.

Hans raakt met Duitse toeristen in gesprek. Een discussie geeft hem een belangrijk inzicht: lang niet alle Duitsers ondersteunden de ideeën achter de oorlog. Dat begrip helpt weer een stukje bij het verwerken van het enorme verdriet. Hans houdt er zelfs een goede Duitse vriend aan over. Al moet hij opnieuw even slikken, als René thuiskomt met zijn huidige Twentse echtgenote Gerdy, die fan is van Schlagers.

Dit verhaal, vol leed maar ook met vreugdevolle momenten, is bijzonder. René nam me mee in de impact van de oorlog op het leven van zijn ouders. Hij liet me ook de impact op zijn eigen leven zien – hoe hij nog steeds worstelt, nog steeds volschiet bij het ophalen van herinneringen.

Zo zijn er nog honderden, duizenden andere verhalen. Ook die verhalen moeten we blijven doorvertellen. Want ook al vieren we volgend jaar 80 jaar vrijheid – we mogen ze niet vergeten.

Gelukkig vertellen we de verhalen inderdaad door. Eind maart mocht ik een uurtje voor de klas staan bij groep 8 van basisschool Gevers Deynoot. De kinderen stelden vragen en deelden de indrukwekkende verhalen die zij van hun opa’s, oma’s en buren hebben gehoord. Wat was ik onder de indruk van hun betrokkenheid bij de gebeurtenissen tijdens de oorlog.

We staan hier vandaag in vrijheid. Laten we erbij stilstaan, hoe bijzonder dat is. In de wetenschap dat de oorlog op het Europese continent dichtbij is. In de wetenschap dat de tegenstellingen in de samenleving steeds scherper worden. Praat met elkaar. Luister naar elkaar. Laten we elkaar houden aan de belofte die we 79 jaar geleden hebben gedaan. Laten we er samen voor zorgen, dat we volgend jaar hier nog steeds met elkaar in vrede staan. Dat we ook volgend jaar tegen elkaar kunnen zeggen: dit nooit meer!

Dank u wel.