De bescherming van (rijks-)monumenten richt zich op het veiligstellen van het architectonisch beeld en het behoud van de authenticiteit van het materiaal. Daarnaast is het mogelijk om op grond van de Monumentenwet 1988 gebieden met een bijzondere historisch karakter te beschermen. Het gaat daarbij om de instandhouding van het stedenbouwkundig of de cultuurlandschappelijke karakteristiek. Dergelijke gebieden worden beschermde stads- of dorpsgezichten genoemd. De wet omschrijft beschermde stads- en dorpsgezichten als ‘Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.’

De bescherming van gezichten en monumenten kunnen elkaar niet vervangen, maar vullen elkaar juist aan. In een beschermd gezicht staan vaak monumentale panden, maar het is niet zo dat elk pand in dat gebied beschermd is als (rijks-)monument. Het gaat in een beschermd dorpsgezicht niet alleen om de afzonderlijke gebouwen, die een bepaalde waarde vertegenwoordigen; het gaat juist om de onderlinge samenhang en de daarbij behorende structuur, dan wel aanleg, die een cultuurhistorische betekenis heeft.